Convallaria majalis (Lelietje der dalen) heeft een niet veeleisende lange levensduur met ee hoogte van 15 tot 30 cm. De bloeimaanden zijn mei en juni. Het Lelietje-der-dalen heeft lange, dunne, kruipende en zich vertakkende wortelstokken met uitlopers.De steel van het ene blad omsluit die van het andere blad en heeft aan de voet groene of paarse schubben. Elke plant heeft meestal 2 bladeren. Deze zijn gesteeld, elliptisch tot langwerpig en spits.De bloemen vormen slanke, naar 1 kant gekeerde trossen. Meestal zijn de bloemen 0,8 tot 1 cm lang. Ze zijn wit of soms roze, klokvormig en hangen aan gekromde steeltjes. Ze verspreiden een duidelijke geur. De korte stijl heeft een 3-lobbige stempel. De 6 bloembladen zijn, met elkaar vergroeid. De slippen zijn naar buiten gebogen.Na de bloei krijgt de Convallaria majalis rode bessen met blauwachtige zaden.De plant staat graag op halfbeschaduwde plaatsen met een matige droge enigszins vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond.