Pinus sylvestris (Grove den) heeft op jonge leeftijd een regelmatig gevormde, kegelvormige kroon. Op latere leeftijd krijgt hij een meer schermvormige kroon. De bruinrode twijgen hebben kortlote, waarop de oorspronkelijk groene, later meer geliggrijze naalden in bundels van twee bijeenstaande naalden staan. De naalden leven twee tot vier jaar en vallen vervolgens af. De naalden zijn om hun lengte as gedraaid; vandaar de lichte kromming van de naald. In het voorjaar verschijnen manlijk bloeiwijzen in de hele boom. Ze zijn alleenstaand en roodachtig van kleur. Deze bloeiwijze komt onder de eindknop van een langlot van het lopende jaar. Vrouwelijke bloeiwijzen zijn geel en verschijnen ook aan loten van het lopende jaar. De grove den is eenhuizig.
Flinke opgaande conifeer. Eerst nog piramidaal, later met een min of meer parasolvormige en open kroon. Hoogte circa 10 m. Naalden lang en donkergroen, iets gedraaid. Hangende kegels. Geschikt voor droge grond.