Pinus cembra, de Siberische pijn, arve of alpenden is afkomstig uit de Alpen, de Karpaten en Siberie. Hij komt daar voor op hoogten van 1600- 2400 meter. Hij produceert timmerhout en eetbare zaden (dennennoten), die vooral in Rusland ijverig verzameld worden. Het zachte geelachtig hout, 'arolla' , wordt plaatselijk voor schrijn-, draai- en snijwerk gebruikt.
Deze langzaam groeiende soort kan in het wild 20-25 m hoog worden en meer dan 2000 jaar oud. De naalden zijn vrij stijf, donkerblauwgroen en 7-9 cm lang. Ze staan in bundels van vijf bijeen. De kegels veranderen van blauwgroen in bruin en zijn 8 maal 6 cm groot. De schubben herbergen elk twee zaden. Pinus cembra is goed tegen storm en sneeuw bestand. De bodem moet echter luchtig, vochtig en goed doorlatend zijn.
Deze Pinus is geschikt voor onze kleine tuinen, de twijgen zijn bekleed door een oranje dons. Ook voor de bosbouw is hij waardevol want hij levert uitstekend gebruikshout. De den heeft een gedrongen groei en blijft meestal tot aan de grond gevuld.